Wat is het verschil tussen een schuif en een lifter?
Bij spuitgieten worden zowel schuiven als scheenconstructies (lifters) gebruikt om ondersnijdingen (undercuts) uit een product te kunnen vormen en toch het product uit de matrijs te kunnen lossen. Ze hebben echter elk hun eigen toepassing, werking en constructieve eigenschappen
1. Schuif (Engels: Slider)
Functie:
Een schuif beweegt horizontaal of onder een hoek in het vlak van de matrijsplaten, om een ondersnijding vrij te maken voordat het product wordt uitgeworpen.
Kenmerken:
-
Wordt vaak gebruikt voor laterale ondersnijdingen (bijvoorbeeld gaten of haken aan de zijkant van een product).
-
Wordt aangedreven door schuifmechanismen zoals een schuine pen of hydrauliek.
-
Komt in actie tijdens het openen van de matrijs.
-
Relatief eenvoudig in onderhoud en positionering.
Voorbeeld:
Een kunststof behuizing met een klikhaakje aan de zijkant.
2. Scheen / Lifter (Engels: Lifter)
Functie:
Een lifter beweegt schuin omhoog en naar buiten, meestal vanuit de kernzijde, om een ondersnijding onder een hoek of in de kern van het product vrij te maken.
Kenmerken:
-
Wordt gebruikt voor ondersnijdingen in de hoogte of dieper gelegen functies, zoals clips, uitsparingen of snapfits die schuin weglopen.
-
Komt in actie tijdens het uitwerpen van het product via de uitwerperplaat.
-
Complexer qua geleiding en constructie dan een schuif.
-
Vereist vaak nauwkeurige afstemming tussen beweging en timing van uitwerping.
Voorbeeld:
Een conische klikvergrendeling binnen in een product die niet recht naar boven kan worden uitgeworpen.
Belangrijk verschil in timing en richting:
Kenmerk | Schuif | Scheen (Lifter) |
---|---|---|
Beweging | Horizontaal of diagonaal | Schuin omhoog/naar buiten |
Aansturing | Via schuine pen of hydrauliek | Via uitwerperplaat |
Timing | Tijdens het openen | Tijdens uitwerpen |
Toepassing | Zijdelingse ondersnijdingen | Diepe of schuine ondersnijdingen |